Seizoen 1988

Het Formule 1-seizoen van 1988 was een opmerkelijk jaar dat wordt herinnerd als een van de dominantste in de geschiedenis van de sport. Het seizoen werd gedomineerd door het McLaren-team, dat met de Honda-motoren een ongekende superioriteit vertoonde. McLaren-coureurs Ayrton Senna en Alain Prost waren de belangrijkste protagonisten, en hun onderlinge strijd zou het seizoen kleur geven.

Het seizoen begon met een indrukwekkende reeks overwinningen voor Senna, die zijn talent en snelheid etaleerde op verschillende circuits. Prost, die bekendstond om zijn tactische rijstijl, vocht terug en zorgde voor spannende races en strategische duels. De strijd tussen de twee coureurs, die beiden destijds tot de beste ter wereld werden gerekend, resulteerde in enkele van de meest memorabele momenten uit de Formule 1-geschiedenis.

Een van de kenmerken van het seizoen was de opmerkelijke betrouwbaarheid en snelheid van de McLaren MP4/4, die zich onderscheidde door zijn aerodynamica en motorprestaties. Het team eindigde het jaar met een ongeëvenaarde 15 overwinningen uit 16 races, wat de competitie in die tijd bijna ongelijke maakte. Het enige grote probleem dat McLaren ondervond, was een uitvalbeurt door een probleem met de motor, waardoor het team toch niet een volledig perfect seizoen had.

Senna kroonde zich uiteindelijk tot wereldkampioen na een seizoen vol indrukwekkende prestaties, terwijl Prost als tweede eindigde. Dit seizoen markeerde ook het begin van de legendarische rivaliteit tussen Senna en Prost, die tot de meest besproken en geëvalueerde relaties in de geschiedenis van de sport zou uitmonden. Het seizoen 1988 blijft een mijlpaal in de Formule 1, gekenmerkt door technische innovaties, spannende racen en een grote strijd tussen twee van de grootste coureurs aller tijden.