Seizoen 1998

Het Formule 1-seizoen van 1998 was een seizoen dat werd gekenmerkt door de dominantie van het McLaren-team, dat het seizoen met een onwaarschijnlijke snelheid en consistentie domineerde. De auto, de McLaren MP4/13, werd aangedreven door een krachtige Mercedes-motor en beschikte over een vooruitstrevend aerodynamisch ontwerp. Dit leidde tot een opmerkelijke prestaties, waarbij het team het grootste aantal overwinningen in een seizoen boekte.

De coureur Mika Häkkinen kwam tot bloei met zijn opmerkelijke rijstijl en vastberadenheid. Häkkinen behaalde zijn eerste wereldtitel dit seizoen, en zijn rivaliteit met Michael Schumacher, die voor Ferrari reed, zorgde voor spannende races. Schumacher had ook een sterk seizoen, maar blinkde niet uit op dezelfde manier als Häkkinen.

Het seizoen kende enkele memorabele races, waaronder de Britse Grote Prijs, waar Häkkinen een indrukwekkende comeback maakte na vroegtijdig problemen. De races waren vaak een strijd tussen McLaren en Ferrari, waarbij andere teams moeite hadden om de dominantie van deze twee giganten te doorbreken.

Een van de meest ongelukkige momenten van het seizoen was het ongeval van David Coulthard in de Belgische Grote Prijs, waar de veiligheid van de autosport extra onder de aandacht kwam. Dit seizoen leidde ook tot discussies over de regelgeving en de veiligheidseisen binnen de sport.

Al met al werd het seizoen 1998 een mijlpaal in de geschiedenis van de Formule 1, met een duidelijke verschuiving in de machtsverhoudingen en een nieuwe ster aan de horizon in de vorm van Mika Häkkinen. Het seizoen legde de basis voor de jarenlange rivaliteit tussen McLaren en Ferrari in de daaropvolgende seizoenen.