Seizoen 1965

Het Formule 1-seizoen van 1965 was het 16e seizoen in de geschiedenis van de wereldkampioenschappen autoraces en kenmerkte zich door een aantal belangrijke veranderingen in de sport. Dit seizoen werd gekenmerkt door de dominantie van de Britse teams, met een sterke rivaliteit tussen Lotus en BRM. De races werden gekenmerkt door spannende duels en een toenemende techniek in de auto-ontwerpen, die de snelheid en betrouwbaarheid verbeterden.

Een van de hoogtepunten van het seizoen was de introductie van de Lotus 33, die werd bestuurd door Jim Clark. De auto was revolutionair in zijn ontwerp en bood een significante voorsprong op concurrenten. Clark, die al bekend stond om zijn uitzonderlijke vaardigheden, had een opmerkelijk seizoen en won meerdere races, wat leidde tot zijn tweede wereldtitel.

De races waren verspreid over diverse circuits in Europa en daarbuiten, en de spanning was voelbaar, vooral met terugkerende circuits zoals Monza en Monaco. Ook kwamen nieuwe circuitlocaties, zoals de Grand Prix van de Verenigde Staten, op de agenda, wat de sport verder internationaliseerde.

Naast de prestaties op de baan waren er ook belangrijke ontwikkelingen achter de schermen. De veiligheid van coureurs begon meer aandacht te krijgen, hoewel het seizoen nog steeds zijn tragische gebeurtenissen kende. De sport stond aan de vooravond van veranderingen die in de komende jaren van cruciaal belang zouden zijn voor de ontwikkeling van de Formule 1.

Al met al was 1965 een memorabel seizoen dat de fundamenten legde voor de toekomst van de Formule 1, met innovatieve technologieën en een nieuwe generatie coureurs die de regels van het spel zouden blijven veranderen.